Vandaag kwam ik erachter dat ik een hekel heb aan afstoffen. Ik heb er een prachtig werktuigje voor, zo’n metalen uitschuifbaar stokje met een dik harig stofgeval aan het eind. Daarmee kun je makkelijk overal bij, dus daar knelt de schoen niet. Woestwild zwaai ik met dat ding in het rond en stof daar bijna alles mee af. En in dat woord ‘bijna’ zit het hem. Ik kan namelijk niet goed tegen vergeten delen, waar ik pas later achterkom dat ik die niet heb afgestoft.
Meestal rust ik 3 keer uit tijdens het stofwerk en zie dan vaak de vergeten plekjes. We hebben nogal veel zwarte meubelen en daar zie je het stof geweldig goed op zitten. Dus lig ik zowat gevouwen om onder de eettafel de zwarte poten van tafel en stoelen daar af te stoffen. Maar soms vergeet ik dan een poot, waardoor ik iets van gloeiende, gloeiende in mij op voel komen. Zodoende klaagde ik even hardop dat ik een hekel heb aan het afstoffen. Toen ik aan de vensterbanken begon, zei Treeske, “wacht maar, die dweil ik altijd even”. “Niks daarvan”, riep ik verbolgen uit, “het is mijn stof”! Onmiddellijk besefte we het grappige van mijn uitspraak en we gierden het uit van het lachen. Nou kijk, zo werd afstoffen toch nog gezellig!