Opeens kwamen er een paar gegevens bij mij binnen, waarover ik een blog kon gaan schrijven. Treeske vertelde mij onlangs dat zij al op 1 jarige leeftijd zindelijk was en Vlasje had een blog over broekplassen. En zo kwam er bij mij een herinnering op van toen ik 2 jaar oud was. Iedereen roept dan, je kunt van zo’n vroege leeftijd geen herinneringen hebben, maar ik weet er ook nog van dat ik bij mijn moeder aan de borst lag. (of was dat nu bij Treeske?)
Veel huizen werden vroeger gebouwd zonder onderheiing. Men groef een geul, metselde daar een fundering in en bouwde daarop een huis. Het eerste huis waar ik woonde was een werkmanshuis in de polder, waarvan de vloer iets scheef liep vanwege verzakking van dat huis. En daar trok ik mijn voordeel uit, want zodra ik voelde dat ik moest plassen, rende ik naar een hoek van de kamer, plaste daar door mijn onderbroek heen naast het vloerkleed op het zeil en volgde het wegstromende plasje met grote interesse naar een lager gedeelte van de kamer. En het lukte mij telkens weer om mijn wanhopige moeder voor te blijven, die met de pot achter mij aankwam rennen.
Toen ik wat groter was gegroeid, verruilde ik mijn plas door gekleurde knikkers, die ik naast het vloerkleed van de schuine kant liet afrollen. De eerstaankomende 3 kleuren die het wonnen aan het eind van het kleed, legde ik netjes in volgorde op het kleed, en mochten naar de halve finale, waarna de finale begon. Dat was loeispannend! Want wie werd de eindwinnaar, de gele, de groene, de blauwe of toch de rode?
Op 4 jarige leeftijd verhuisde ons gezin naar de boerderij van mijn opa en werd mijn vader officieel landbouwer. Tot mijn grote vreugde was er in de huiskamer van die boerderij ook een schuin aflopende vloer. Zodoende werd daar mijn knikkerrollerij een officiële Olympische sport! En echt waar, ik vind het doodjammer dat hier in ons nieuwe appartement een kaarsrechte vloer ligt, want ik heb best wel weer eens zin om met knikkers te gaan rollen.
Toch bleef ook mijn interesse bij dat stromende water. Ik was als kleine Hulk vaak in de weer om naast de plassen op de polderweg een geultje te graven, zodat het water van de plas in de naast de weg gelegen sloot kon lopen. En de mooiste stunt op dat gebied haalde ik uit door houten latjes te laten varen vanuit een afwateringssloot, door een buis heen, waar een dam overheen lag, naar de brede ringsloot die door de gehele polder liep. Nadat ik 27 van die latjes in die buis had gestopt, bleef er daar een van middenin steken en kwamen ze er aan de andere kant niet uit. Teleurgesteld stopte ik toen met dat spel en ging naar huis, waarna ik het helemaal vergat. Totdat mijn vader met een verhaal thuiskwam dat de afwateringsloot niet meer doorliep en hij met een lange stok in de buis had gestoken en er allemaal latjes uitkwamen. Toen herinnerde ik het me weer en ook de klappen op mijn kont die ik van hem kreeg.